Steeds meer mensen kiezen ervoor om leraar te worden in het primair onderwijs. Zowel de pabo als alternatieve routes naar het leraarschap winnen aan populariteit. Toch blijft het lerarentekort een probleem. Dat blijkt uit de Onderwijsatlas primair onderwijs 2021 van het Arbeidsmarktplatform PO.
De Onderwijsatlas, die onlangs in de brievenbus van schoolbestuurders en scholen viel, geeft een overzicht in de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in regio’s op basis van landkaarten, grafieken en tabellen. Wat valt op?
Personeelstekorten primair onderwijs
De personeelstekorten zijn in het primair onderwijs nog steeds een groot en groeiend probleem. De verwachting is dat het tekort aan leraren de komende jaren verder oploopt. Dat komt deels doordat de uitstroom van een grote groep leraren toeneemt, vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Daar komt nog bij dat het aantal leerlingen minder sterk daalt dan voorheen.
Wel zijn er grote regionale verschillen. De grootste personeelstekorten in het primair onderwijs worden verwacht in de regio’s Amsterdam (221 fte), Rotterdam (96 fte) en Noordoost-Brabant (90 fte). Maar er zijn ook regio’s met relatief lage extra tekorten, zoals Midden-Limburg (1 fte), Drechtsteden (4 fte) en Gorinchem (4 fte).
Straks voor de klas: pabo en zij-instroom
De pabo speelt een belangrijke rol op de onderwijsarbeidsmarkt. De instroom van nieuwe studenten op de pabo groeide de afgelopen jaren, na een flinke dip, weer explosief. Met name tussen 2019 en 2020 steeg het aantal pabo-studenten fors. Startten er in 2019 zo’n 5.200 studenten met de pabo, in 2020 waren dit er bijna 6.850. Dat is een toename van zo’n 32 procent.
Ook zij-instroom in het primair onderwijs is fors toegenomen, tot ruim 820 personen in 2020. Volgens de Onderwijsatlas kiezen zij-instromers vooral voor het leraarschap omdat lesgeven hen de mogelijkheid biedt de ontwikkeling van kinderen te beïnvloeden (bijna 96 procent) en zij lesgeven en leren interessante aspecten vinden (circa 95 procent).